In 1869 raakte Nederland in de ban van de vélocipède. Taalkundigen vlogen elkaa

In 1869 raakte Nederland in de ban van de vélocipède. Taalkundigen vlogen elkaar meteen in de haren over een goede Nederlandse benaming voor dit voertuig. Tientallen namen passeerden de revue, van alwiel tot zelfkar. Uiteindelijk koos de kersverse ANWB in 1885 officieel voor wieier. Maar jonge wielrijders spraken toen al van fiets. Onder geleerden brak een heftig de- bat los over de herkomst van dit woord, een debat dat tot op de dag van vandaag voortduurt. Dit boekje beschrijft in acht etappes de omstreden geschiedenis van het woord fiets. Het onthult voor het eerst welke wanhopige letterkundige de woorden r i j - wiel, wielrijder) en wielrijder bedacht, waar en wanneer fiets op schrift debuteerde, en wat nu precies de rol was van de Wageningse rijwielhandelaar Elie Cornelis Viets. Deels eerder gepubliceerd In NRC Handelsblad. Ewoud Sanders (1958) is historicus, journalist en lexico- graaf. Hij is auteur van het Eponiemen- en het Geoniemen- woordenboek en publiceert onder meer in NRC Handelsblad en Onze Taal. De g e s c h i e d e n i s van een v u l g a i r j o n g e n s w o o r d Ewoud S a n d e r s Sdu nv Den H a a g 1 9 9 6 Van veel velocipede-rijers hoort men den naam 'rijwiel' of 'wieier' niet, zij praten van 'fiets' en van 'fietsen'. Een goed woord wel, al is 't nieuw. [...] Er is veel kans dat 'fiets', 'fietsen', 'fietser' enz. mettertijd algemeen zullen worden. F. Buitenrust Hettema, in: Taal en Letteren (1892) 351 Aan 'fietsen' is men thans gewend. Ik fiets, gij fietst, iedereen, ja zelfs de deftigste professor en de knapste theoloog fietst en vervoegt het werkwoord minstens éénmaal per dag. Toch is er een tijd geweest dat het stellig niet mooie woordje viets (eerst later werd het scherper) heelemaal niet 'salon fähig' was, ja door deftige lieden zelfs hartgrondig werd verfoeid, als zijnde het een vulgair... 'jongenswoord'. Henri Meyer, in: De Kampioen (1901) 5 Tusschen 1 8 8 0 en 1 8 9 0 heeft ook het woord 'vélocipède' zijn ontwikkelingsstadia (als men 't zoo noemen mag) doorgemaakt in den jongensmond, alsook in den volksmond; want reeds ging ook de buitenman de vélocipède als vervoermiddel gebruiken. M a a r hoofdzakelijk was de vélocipède nog een jongens-amusement. Hoe verhaspelen nu niet alleen kleine kinderen, maar ook grootere jongens doorgaans vreemde woorden, die ze toch graag bezigen? L.A.J. Burgersdijk, in: Album opgedragen aan prof. dr. J. Vercoullie (1927) 70 Fiets is in de echte zin van het woord een volksterm, die door het volk is gevormd en zich aan de taal- gemeenschap heeft opgedrongen. Jan Grauls Taaicocktail (1966) 76-77 Inhoud Proloog 6 Eerste etappe 8 Mannheim - Parijs - Brazilië Gent - Leiden - Leuven Tweede etappe 11 Vélocipède - Trapwagen - Loopwieler Zelfkar - Rijwiel - Snelspin Derde etappe 15 Vélocipède - Bicycle - Rijwiel Velocipede - Wieier - Viets Vierde etappe 19 Viets - Fiets - Ffftsss Zjiest - Amsterdam - Apeldoorn Vijfde etappe 23 Vélocipède - Vielesepee - Viels Viets - Fiets - Pritzelwitz Zesde etappe 27 Leiden - Wageningen - Warga Ermelo - Brussel - Haarlem Zevende etappe 32 Fitz - Fijts - Vélo Nebukadnezar - Fies - Mie Fiets Achtste etappe 36 Deventer - Brummen - Sittard Oerle - Fietsen - Fiets! Finish 39 Bronnen 41 Register 45 P r o l o o g De herkomst van het woord fiets laat zich in twee woorden samenvatten: 'etymologie onbekend'. Er zijn woordenboeken die hiermee volstaan, maar dit doet wel erg weinig recht aan de enorme hoeveelheid litera- tuur over dit onderwerp. Geen woord heeft Neder- landse etymologen zo geobsedeerd, schreef A.P. de Bont in 1973, en hij heeft gelijk, want de kwestie komt in minstens zeventig publicaties aan bod, variërend van etymologische woordenboeken en wetenschappelijke tijdschriften tot studies over de geschiedenis van de fiets in Nederland. Vrijwel alle grote taalkundigen uit deze eeuw plus talloze anderen hebben zich over de zaak uit- gelaten. In totaal bestaan er ruim twintig verschillende theorieën over de herkomst van fiets, waaronder enkele zeer vermakelijke. Deze 'obsessie' is wel te verklaren. Het woord fiets is nog betrekkelijk jong; pas in 1886 is het voor het eerst opgetekend. De taalkunde bloeide toen in Nederland als nooit tevoren. In de decennia daarna ontwikkelde de fiets zich van een speeltje voor rijkeluiszoontjes tot het 'paard der democratie', het nationale vervoermiddel bij uitstek. Sterker nog: de fiets werd een belangrijk onder- deel van onze culturele identiteit, naast windmills, wooden shoes, tulips en Hansje Brinker. 6 Proloog Recht onder de neus van onze grootste taalgeleerden nestelde zich in onze taal een sleutelwoord waarvan de herkomst niet te kraken bleek. Ook journalisten en fiet- sers van het eerste uur konden dit niet uitstaan. Vooral de wielerpioniers lieten veelvuldig van zich horen: zij verstuurden brieven naar De Kampioen, het orgaan van de Algemeene Nederlandsche Wielrijders Bond (ANWB), naar kranten, naar de redactie van het Woordenboek der Nederlandsche Taal (WNT) en naar uitgeverij Van Dale. Die stroom brieven, een bron die mijns inziens door taalkundigen onvoldoende is benut, is nooit opgedroogd. De vroegste meldden steevast: 'Ik heb zelf nog meegemaakt dat...' Daarna werd dit: 'Mijn vader vertelde altijd...' En in de meest recente brieven krijgt grootvader soms het woord. Dit boekje behandelt in acht etappes de voornaamste theorieën over het ontstaan van het woord fiets, waar- bij sommige voor het eerst als legenden worden ont- maskerd. Mc Gent Pa .eiden Br euven De eerste etappe van deze Tour begint in Mannheim. Daar bouwde in 1 8 1 6 de Duitse baron Carl Drais von Sauerbronn (1785-1851) de eerste bestuurbare loopfiets. Het was een houten vehikel, zo'n 25 kilo zwaar, met twee middelgrote wielen en een zitbalk. Drais' belangrijkste vondst was dat hij het voorwiel wendbaar maakte. De loopfiets werd naar hem Draisine genoemd, maar ook vélocipède. Dit laatste woord, samengesteld uit het Latijnse velox, velocis 'rap, snel' en pes, pedis 'voet', is volgens velen de moeder van ons woord fiets. Drais deed ontzettend z'n best om zijn 'rijmachine zonder paarden' aan de man te brengen. Even had hij succes. De groothertog van Baden verleende hem de eretitel 'Professor der Mechanik' en de koning van Pruisen gaf hem een bom duiten. Daarmee vertrok Drais naar Parijs, waar in de zomer van 1 8 1 8 wedstrijden op draisines werden gehouden. In 1825 was de belangstelling voor de loopfiets in Europa ech- ter zo ver teruggelopen dat Drais naar Brazilië ging om daar zijn voertuig te slijten. Jammer genoeg was Brazilië aan het begin van de 19de eeuw nog niet rijp voor loopfietsen, en teleurgesteld keerde Drais naar Duitsland terug. Daar ver- maakte 'de vader van de fiets', zoals zijn landgenoten hem graag betitelen, het volk nog een tijdje met kunststukjes 8 op zijn loopwielen In 1 8 5 1 stierf hij eenzaam, vergeten en straatarm in een gesticht bij Karlsruhe. Een paar jaar later, in 1856, schreef het Algemeen Nood- wendig Woordenboek der Zamenleving over de draisine: 'Met eenige oefening was men in staat, op zulk een wagentje in één uur tijds omtrent anderhalf uur wegs af te leggen, maar men moest zorgen zich behoorlijk in evenwigt te hou- den, en het grootste bezwaar was, dat de beenen, ofschoon zij de zwaarte van het ligchaam niet te dragen hadden, door het voortstuwen nog sneller moede werden, dan door den gewonen voetgang. Eene wijl zijn deze Velocipèdes zeer in de mode geweest [...]. Thans is de uitvinding bijna weder geheel in het vergeetboek geraakt.' In 1867 begon de vélocipède aan een tweede leven. In dat jaar presenteerden vader en zoon Michaux, wagenmakers uit Bar-le-Duc, op de Wereldtentoonstelling in Parijs een ijzeren vélocipède met trappers aan de as van het voorwiel. Het ding veroorzaakte een sensatie en zorgde ervoor dat het woord vélocipède zich in korte tijd over Europa verbreidde. Ook Nederland raakte in de ban van dit vernieuwde voer- tuig. In 1869 schreef het tijdschrift Kennis en Kunst: 'Sedert eenige tijd maakt de vélocipède weer eenigen opgang. [...] Er zijn reeds fabrikanten van vélocipèdes, die niets anders ma- ken, er zijn reeds professeurs de vélocipèdes, ja zelfs houdt men reeds wedrennen op vélocipèdes in het Hippodrome. [...] Het is niet onwaarschijnlijk dat dit voertuig, met de groote gebreken die het thans nog bezit, toch bestemd is om weldra zulke verbeteringen te ondergaan, dat het werkelijk tot een der nuttigste zaken van onzen tijd zal kunnen gere- kend worden.' Die technische verbeteringen volgden elkaar in hoog tem- po op, maar dit boekje behandelt hoofdzakelijk de filolo- gische kant van de zaak. Toen duidelijk werd dat de vélocipède een blijvertje was, begon men zich te ergeren aan de moeilijke Franse bena- ming. Het taalkundig nationalisme vierde hoogtij en vooral in Vlaanderen speelden anti-Franse sentimenten een rol. Het is dan ook niet verwonderlijk dat een Vlaams dagblad, 9 E e r s t e e t a p p e De Stad Gent, bij het zoeken naar alternatieven het uploads/Litterature/ 1996-sanders-ewoud-fiets.pdf

  • 34
  • 0
  • 0
Afficher les détails des licences
Licence et utilisation
Gratuit pour un usage personnel Attribution requise
Partager