1 INLEIDING WAT IS ‘CULTUUR’? Etymologie cultuur ↔ natuur Latijn: colere: beb
1 INLEIDING WAT IS ‘CULTUUR’? Etymologie cultuur ↔ natuur Latijn: colere: bebouwen, bewerken (akker, veld) wonen, bewonen cultura: verzorging, bebouwing, landbouw → natuur omvormen tot een plek waar het goed om wonen is Cultuurbegrip sinds de Verlichting (18de eeuw): Cultuur: hogere uitingen van de menselijke geest kunsten, literatuur, wetenschappen Cultuur met grote ‘C’ vergelijk: ‘civilisatie’ (beschaving, beschaafd) algemeen ontwikkelingspeil van een maatschappij: - (standaard)taal (‘ABN’) - tafelmanieren - … Cultuur – Civilisatie: manifestatie van Europees zelfbewustzijn/superioriteitsbesef ‘Eeuw van Europa’ Imperialisme (1875-1914) wereld van de (groot)stedeling musea, operahuizen, bibliotheken, universiteiten, pers,… vooruitgangsgeloof materieel - moreel versus: o ‘primitieve’ samenlevingen ‘volkeren zonder geschiedenis’ o boeren o idee van stilstand 2 Kentering in 20ste eeuw Grote catastrofen: Wereldoorlog I en II Duitse identiteitscrisis: o ‘land van denkers en dichters’ (Kulturnation) versus barbarij van het nationaal- socialisme o verwerking van de holocaust schaduwzijden van de techniek nucleaire dreiging (Hiroshima, Tsjernobyl, Fukushima) milieuproblematiek (opwarming aarde, krimpende biodiversiteit, afval) grenzen aan de groei → kloof pretenties – realiteit → twijfel, ontnuchtering, bezinning Antropologie: wetenschappelijke studie van niet-Westerse, ‘primitieve’ culturen wetenschap van het ‘slechte geweten’ positieve waardering ecologie verhouding mens-natuur duurzaamheid Claude Lévi-Strauss o Tristes tropiques (1955) o La pensée sauvage (1962) gevaar van idealisering Democratisering: zelfgenoegzame burgerlijke elite politiek en cultureel in het defensief massacultuur jeugdcultuur (jaren ’60) → ‘canon’ onder vuur → vervagen van scherpe grens tussen ‘hogere’ en ‘lagere’ cultuur → waardenrelativsme → post-modernisme (‘fusion’) Naar een verruimd cultuurbegrip Gevolgen voor de beoefenaars van cultuurwetenschappen en cultuurgeschiedenis: aandacht voor alledaagse leefwijze in een samenleving zeden, normen mentaliteiten (mentaliteitsgeschiedenis) vanzelfsprekendheden 3 Artistieke en intellectuele manifestaties staan niet los van het alledaagse → alles hangt met alles samen (vgl. Hegel: Das Wahre ist das Ganze) → invloed van politieke, maatschappelijke, technisch-wetenschappelijke omwentelingen op het denken, de moraal en het levensgevoel → wenselijkheid van een veel breder cultuurbegrip H.W. von der Dunk: het geheel van immateriële en materiële vormen waarin een samenleving zichzelf herkent en zich onderscheidt van anderen cultuurgeschiedenis ≈ maatschappijgeschiedenis 4 WAAROM EEN CULTUURGESCHIEDENIS VAN DE 19 DE EEUW? Verandering Fundamentele ervaring vandaag → alles voortdurend in verandering → scherp bewustzijn van een ‘overgangstijd’ → moeizaam zoeken naar nieuwe evenwichten 1989 - val van het ‘ijzeren gordijn’: op eerste zicht: triomf van de westerse democratie annex kapitalistische economie USA als lichtend voorbeeld Francis Fukuyama, The End of History and the Last Man (1992) werkelijkheid weerbarstig ‘globalisering’ doorbraak China en overige BRIC(S)-landen hypercompetitiviteit welvaartstaat (sociale zekerheid) onder druk 9/11 - moslimterrorisme: Samuel Huntington, The Clash of Civilizations and the Remaking of World Order (1996) migratie en vluchtelingenproblematiek multiculturaliteit rechtsstaat onder druk angst, onzekerheid (cultuur)pessimisme strategieën: terugplooien op zichzelf hedonisme, narcisme, genotscultuur consumentisme vlucht in de collectiviteit zich scharen achter een vlag fundamentalismen (radicale Islam, born again Christians, creationisten,…) nationalismen (EU onder druk) 5 Ervaring van verandering in historisch perspectief 19de eeuw als scharnierperiode Denkoefening - ‘teletijdmachine’: (ontwikkelde) Romein, tijdgenoot van Keizer Augustus rondreis door Europa: o 1800 o 1900 Europa ca 1800 - herkenbare wereld Mobiliteit/transport: te land: o te voet o paard, kar, koets o wegennet: kasseien, zandwegen vgl. Romeinse heirbanen (leger) te water: o spierkracht (roeien) o windkracht (zeilschepen) o 1807: eerste stoomboot Productie: agrarische economie ambachtelijke technieken Van Dale: ambacht = handwerk dat aangeleerd moet worden, als broodwinning beoefend handel maar geen industrie Verhouding stad-platteland: 98% Europese bevolking (160 mio) op platteland of steden < 100.000 inwoners talrijke, maar weinig grote steden vb. Brussel 18de eeuw: 50 à 60.000 inwoners Londen: 1 miljoen Parijs: 550.000 vgl. Rome in oudheid Vooral culturele verschillen (kleding, wonen, religie,…) Belangrijkste technische innovaties: boekdrukkunst buskruit (geweren, kanonnen) Eerste (voorzichtige) symptomen van een ‘Industriële Revolutie’: Engeland stoommachines (textiel, metaal, meel) 6 1900 - gevoel van een ‘andere planeet’ Bevolking: meer dan verdubbeld Bevolking (in miljoen inwoners) 1800 1900 Groot-Brittannië 11 37 Frankrijk 28 39 Duitsland 23 56 Italië 18 33 Nederland 2 5 België 3,2 (Napoleontische tijd) 6,7 Miljoenensteden: Londen (6,5) Parijs Wenen Berlijn Rome St-Petersburg Moskou Vergelijk: USA (New York, Chicago, Philadelphia) ‘Atlantische ruimte’ fenomeen van de ‘wolkenkrabber’ (zie excursus ‘Bouwen in de hoogte’) Japan van de Meiji-restauratie (1868) Tokyo Parijs = modelstad: Baron Haussmann, jaren 1850-1860 boulevards, stations, grootwarenhuizen (1852 Le Bon Marché),… vergelijk: o Brussel (Anspachlaan) o Antwerpen (Centraal Station, 1899-1905) Veranderend landschap: spoorwegen, brede kanalen fabrieken met rokende schoorstenen, mijnsites (terrils) BASF (chemieconcern) 1900: ca. 7.000 werknemers 7 Mobiliteit/transport: stoomschepen Titanic 1912: > 2.000 passagiers treinen fiets belangrijk symbool van moderniteit: o vrouwenemancipatie o Tolstoj weigert te fietsen! auto 1882 Peugeot 1908 Ford T Communicatie: telegraaf telefoon Verlichting gaslantaarns, petroleumlampen, elektrische verlichting … 8 DE GROTE TRANSITIE 19de eeuw = eeuw van de ‘grote transformatie’ of de ‘grote transitie’: traditioneel-agrarische → modern-industriële samenleving Algemeen Menselijk Patroon (AMP) → Wetenschappelijk-Technologisch-Kapitalistisch bestel (WTK) Algemeen Menselijk Patroon (AMP) Jan Romein (1893-1962) Nederlands historicus Aera van Europa, de Europese geschiedenis als afwijking van het algemeen menselijk patroon (1954) Homo sapiens: 200.000 jaar oud vroegste stadium: jagers-verzamelaars kleine groepjes weinig formele structuren en arbeidsverdeling neolithische revolutie: 11.000 v. Chr. - 3.000 v. Chr ontstaan van de landbouw technische verbeteringen (ploeg, wiel,…) sedentaire samenlevingen groeiende complexiteit: o arbeidsdeling o handelsverkeer o maatschappelijke hiërarchie o staat, leger, belastingen schrift: o 5 à 6.000 jaar geleden o Mesopotamië 9 WTK-bestel E. Vermeersch, De ogen van de panda (1988) Westerse Sonderweg (Europa/USA) Kapitalisme Concurrentie / vrije markt Kapitalist (ondernemer): gaat niet alles consumeren, maar ook investeren behoeftebevrediging uitstellen winst groei Eigendynamik / never-ending Techniek Interactie met type economie Innovatiedwang (producten / reductie arbeidskracht) Wetenschap 17de eeuw - ontstaan van experimentele wetenschap → toepassing van wiskundige methoden op natuurkundige problemen Vermeersch, p. 28 De totale wederzijdse interactie van wetenschap, techniek en kapitalistische economie dateert van de 19de eeuw. Dan is het WTK-bestel (wetenschappelijk, technologisch, kapitalistisch) tot stand gekomen, dat zijn uitzonderlijke kenmerken ontleent aan het feit dat elk van de componenten een interne stuwkracht heeft, waarbovenop nog eens de dynamiek komt van hun onderlinge wisselwerking. … De wereldsituatie die wij nu beleven is dus het gevolg van de interne dynamiek van de drie wezenlijke componenten en hun wederzijdse bekrachtiging. Wereldomvattend succes → uitzonderlijke efficiëntie van het WTK-bestel bij de productie van informatie, energie, werktuigen en gebruiksvoorwerpen 2de helft 20ste eeuw → proces van snelle mondiale modernisering (globalisering / global village) 10 Veranderend levensgevoel Ferdinand Tönnies (1855-1936) Duits socioloog Gemeinschaft und Gesellschaft 1887 Gemeinschaft Gesellschaft • persoonlijk • betrokken (commitment) • totaal • langdurig, zelfs onveranderlijk • vaak niet vrijwillig aangegaan consequentie van status door geboorte • zakelijk • voorwaardelijk • partieel • tijdelijk • vrijwillig, contractueel aangegaan uit calculerend eigenbelang Louis Dumont (1911-1998) Frans antropoloog specialist India (kastensysteem) Homo hierarchicus. Essai sur le système des castes 1966 Homo hierarchicus Homo equalis hiërarchie samenleving als netwerk van verticale verhoudingen • heer-knecht • man-vrouw • oudere-jongere • … Noblesse oblige paternalisme (be-voogding) religieus ruraal grote contrasten in: • rijkdom • scholing gelijkheid als kernwaarde egalitarisme rechten juridisch afdwingbaar emancipatie (ont-voogding) seculier stedelijk-geïndustrialiseerd relatief brede spreiding 11 FRANSE REVOLUTIE complex fenomeen multicausaal: politiek economisch social cultureel CULTURELE OORZAKEN Crisis van het Franse koningschap Lodewijk XIV (1638-1643-1715): Grand Siècle absolutisme (L’Etat, c’est moi) expansie oorlogen einde regime → uitputting (militair / financieel) Lodewijk XV (1710-1715-1774): Zevenjarige Oorlog (1756-1763) neergang Frankrijk opgang Engeland Après nous le déluge (Madame de Pompadour) trekt zich terug in de private sfeer Versailles verkommert Kernprobleem: legitimatie van de macht absolutisme → theorie van het goddelijke recht (droit divin): maatschappelijke orde door God zelf ingesteld standenmaatschappij (hiërarchie) top van de sociale piramide = monarch (koning) koning heeft macht rechtstreeks van God gekregen koning enkel tegenover God verantwoording verschuldigd → dus geen verantwoording tegenover enige menselijke instantie 12 Jacques-Bénigne Bossuet (1627-1704): bisschop van Meaux leraar van de Grand Dauphin La Politique tirée des propres paroles de l'Écriture sainte (1709, postuum) De publieke sfeer Verlichting (Lumières, Enlightenment, Aufklärung) ontwikkeling van een publieke sfeer / publieke ruimte / publieke opinie Jürgen Habermas (° 1929), Strukturwandel der Öffentlichkeit (1962) Elementen: verstedelijking middengroepen, burgerij vrije tijd consumptie (mode) communicatie (kranten, tijdschriften) → groeiend individualisme → groeiend belang van discussie tussen autonome individuen → kracht van het rationele argument (versus religie en traditie) publieke ruimten: bibliotheken, musea, operahuizen, concertzalen, koffiehuizen (salons) artistieke en literaire aangelegenheden politieke en sociale kwesties → verlangen naar inspraak LEER VAN DE VOLKSSOEVEREINITEIT → gezamenlijke volk als enige en onbeperkte bron van het staatsgezag en van het door de staatsorganisatie geformuleerde recht → vorst en regering = lasthebbers van het soevereine volk → rechtsstaat (versus machtsstaat en (vorstelijke) willekeur): recht als bron van gezag idee uploads/Litterature/ syllabus-tekst-i.pdf
-
37
-
0
-
0
Licence et utilisation
Gratuit pour un usage personnel Attribution requise- Détails
- Publié le Aoû 01, 2022
- Catégorie Literature / Litté...
- Langue French
- Taille du fichier 0.5909MB