Remerciez-le!

Remerciez @Admin pour avoir partagé cet document gratuitement, de la manière la plus simple, en partageant sur les réseaux sociaux.

LES VERBES TYPES GROUPE 1 -ER A. GROUPE 1 –ER TYPE PENSER Penser Denken penser

LES VERBES TYPES GROUPE 1 -ER A. GROUPE 1 –ER TYPE PENSER Penser Denken penser B. GROUPE 1 –IER Oublier Vergeten oublier Apprécier Waarderen apprécier Confier Toevertrouwen confier Crier Roepen appeler Publier Publiceren publifier Remercier Bedanken remercier Vérifier Controleren controler Étudier (be)studeren étudier C. GROUPE 1 FORMES SPECIALES –GER Manger Eten manger Changer Veranderen changer Se changer Zich omkleden se changer Corriger Verbeteren corriger Déménager Verhuizen déménager Encourager Aanmoedigen encourager Exiger Eisen Mélanger Mengen melanger Nager Zwemmen nager Neiger Sneeuwen neiger Partager Delen partager Protéger Beschermen protéger Ranger Ordenen ranger D. GROUPE 1 FORMES SPECIALES –CER Avancer Vooruitgaan avacer Annoncer Aankondigen Commencer Beginnen commencer (se) déplacer (zich) verplaatsen se déplacer Effacer Uitwissen S’exercer oefenen s’exercer Lancer Werpen lancer Menacer Bedreigen menacer Placer Plaatsen placer Prononcer Uitspreken prononcer E. GROUPE 1 FORMES SPECIALES –E…ER Acheter Kopen acheter Achever Beëindigen achever Amener Meebrengen (personen) Emmener Meenemen (personen) Lever Opheffen levEr Se lever Opstaan se lever Mener Leiden mener Geler Vriezen geler Peler Pellen peler Peser Wegen peser Se promener Wandelen se promener Semer zaaien semer F. GROUPE 1 FORMES SPECIALES –ELER / -ETER Appeler Roepen appeler S’appeler Heten s’appeler (se) rappeler (zich) herinneren se rappeler Renouveler Vernieuwen renouveler Jeter Werpen jeter Feuilleter Doorbladeren feuilleter Projeter Projecteren projeter Rejeter verwerpen rejeter G. GROUPE 1 FORMES SPECIALES –YER Appuyer Steunen Aboyer Blaffen Effrayer Doen schrikken Employer Gebruiken employer (s’) ennuyer (zich) vervelen s’ ennuyer Essayer Proberen, passen essayer (s’) essuyer (zich) afdrogen s’ essuyer Nettoyer Schoonmaken nettoyer Se noyer Verdrinken se noyer Payer Betalen payer H. GROUPE 1 FORMES SPECIALES –É…ER Espérer Hopen espérer Compléter Vervolledigen compléter Exagérer Overdrijven exagérer (s’) inquiéter Zich zorgen maken s’inquiéter Pénétrer Indringen Précéder Voorafgaan précéder Préférer Verkiezen Protéger Beschermen protéger Répéter Herhalen repéter Révéler Openbaren, bekend maken Sécher Drogen Succéder à opvolgen GROUPE 2 -IR A. GROUPE 2 –IR TYPE FINIR Finir Eindigen Affaiblir Verzwakken faiblir Applaudir Toejuichen applaudir Avertir Verwittigen Bondir Springen Convertir Converteren convertir Définir Bepalen Grandir Groeien grandir Grossir Verzwaren Investir Investeren investir Maigrir Vermageren maigrir Pâlir Verbleken pâlir Rajeunir Verjongen Réfléchir Nadenken réflécir Refroidir Afkoelen refroidir Réussir Slagen, lukken réussir Rôtir Braden rôtir Rougir Blozen Vieillir Verouderen vieillir B. GROUPE 2 –IR TYPE PARTIR Partir Vertrekken partir Dormir Slapen dormir Mentir Liegen mentir Servir (be)dienen servir Sortir Buitengaan, uitgaan sortir Sentir Voelen, ruiken sentir Se repentir Berouw hebben C. GROUPE 2 –IR TYPE OUVRIR Ouvrir Openen ouvrir Couvrir Bedekken couvrir Découvrir Ontdekken découvrir Entrouvrir Half openen Offrir Geven, aanbieden, schenken offrir Souffrir lijden souffrir GROUPE 3 -RE A. GROUPE 3 –RE TYPE CONDUIRE Conduire Rijden, leiden conduire Se conduire Zich gedragen se Construire Bouwen construire Cuire Koken, bakken Détruire Vernietigen détruire Instruire Opleiden Introduire Inleiden introduire Produire Produceren produire Reconduire Terugbrengen reconduire Traduire Vertalen traduire B. GROUPE 3 –RE TYPE ATTENDRE Attendre Wachten, verwachten attendre Correspondre Overeenkomen, corresponderen correspondre Défendre Verbieden, verdedigen défendre Dépendre (de) Afhangen van dépendre de Descendre Naar beneden gaan, uitstappen descendre Entendre Horen entendre Étendre (ver)spreiden tendre Fendre Splijten fendre Mordre Bijten mordre Pendre Ophangen Perdre Verliezen perdre Prétendre Beweren prétendre Rendre Teruggeven rendre Répondre Antwoorden répondre Tendre Strekken, reiken (de hand bvb.) Vendre verkopen vendre C. GROUPE 3 –RE TYPE PEINDRE Peindre Schilderen peindre Atteindre Bereiken atteindre Craindre Vrezen craindre Éteindre Uitdoen, doven éteindre Feindre Veinzen feindre Joindre Samenvoegen Plaindre Beklagen plandre Se plaindre (de) Klagen (over) se plaindre de Rejoindre Zich voegen bij (de groep bvb.) Teindre verven LES VERBES IRREGULIERS Verbe irrégulier traduction Même conjugaison Acquérir Verwerven Aller Gaan S’asseoir Gaan zitten Battre Verslaan Abattre Se battre combattre Vellen Vechten Bestrijden Boire Drinken Bouillir Koken Conclure Besluiten Exclure Uitsluiten Connaître Kennen Paraître Apparaître Disparaître Reconnaître Schijnen Verschijnen Verdwijnen Herkennen Coudre Naaien Courir Lopen Recourir à Zijn toevlucht nemen tot Croire Geloven Croître Groeien Cueillir Plukken Accueillir Recueillir Ontvangen Opvangen Devoir Moeten Dire Zeggen redire interdire (vs interdisez!) contredire (vs contredisez!) prédire (vs prédisez!) Herhalen Verbieden Tegenspreken Voorspellen Écrire Schrijven Décrire S’inscrire Beschrijven Zich inschrijven Émouvoir Ontroeren Envoyer Sturen, zenden Renvoyer Terugsturen Faire Doen, maken Défaire Refaire Satisfaire Losmaken Opnieuw maken voldoen Falloir Moeten Fuir Vluchten S’enfuir (je me suis enfui(e) !) wegvluchten Haïr Haten Lire Lezen Élire Relire Verkiezen Herlezen Mettre Plaatsen, zetten, aantrekken (kledij) Admettre Permettre Promettre transmettre Toegeven Toestaan Beloven Overbrengen Moudre Malen Mourir Sterven Plaire Behagen Déplaire Niet bevallen Pleuvoir Regenen Pouvoir Kunnen, mogen Prendre Nemen Apprendre Comprendre Entreprendre Leren Begrijpen Ondernemen Reprendre surprendre Terugnemen verrassen Recevoir Ontvangen, krijgen Apercevoir Décevoir Opmerken Ontgoochelen Résoudre Oplossen Rire Lachen Sourire Glimlachen Rompre Verbreken Interrompre Onderbreken Savoir Weten, kunnen Suffire Volstaan Suivre Volgen Poursuivre Achtervolgen Se taire Zwijgen Taire Verzwijgen Tenir Houden aan, gehecht zijn aan Appartenir à Obtenir Retenir Soutenir Behoren aan Bekomen Onthouden (Onder)steunen Traire Melken Vaincre Overwinnen Convaincre Overtuigen Valoir Waard zijn (Ca vaut la peine) Venir Komen Devenir Intervenir Parvenir (à) Prévenir Se souvenir de Worden Tussenkomen Ertoe komen Verwittigen Zich herinneren Vivre Leven Survivre (à) Revivre Overleven herleven Voir Zien Revoir Prévoir (je prévoirai!) Weerzien, herzien Voorzien Vouloir willen Avoir Hebben Être Zijn uploads/s3/ les-verbes-types-liste-des-verbes-traduction-grammaire-trajet-avec-verbes-derives-2.pdf