Spellinggids T SPELLINGGIDS CSPELLINGGIDS INHOUD A De vervoeging van het werkwoord Algemeen schema Werkwoorden van Engelse herkomst B Hoofdletters Hoofdletters bij het begin van een zin Eigennamen Namen van personen Aardrijkskundige namen Namen van zaken

T SPELLINGGIDS CSPELLINGGIDS INHOUD A De vervoeging van het werkwoord Algemeen schema Werkwoorden van Engelse herkomst B Hoofdletters Hoofdletters bij het begin van een zin Eigennamen Namen van personen Aardrijkskundige namen Namen van zaken Uit respect C Verbouwen van woorden Woordgroepen samenstellingen en a eidingen Begrippen Los of aaneen met betekenisverschil Aaneenschrijven van samenstellingen Meervoudsvorming Hoe vorm je het meervoud Hoe spel je het meervoud Het verkleinwoord De bezitsvorm De verbuiging van het bn D De woordtekens Het deelteken Het koppelteken of liggend streepje Het weglatingsteken of de apostrof Het accentteken Afkortingen schrijven E De leestekens Op het einde van de zin De punt Het vraagteken Het uitroepteken Het beletselteken zie ? Binnen de zin ? Binnen de zin De komma De puntkomma De dubbele punt De aanhalingstekens De gedachtestreep Het beletselteken De haakjes De schuine streep F Moeilijke woorden Gouden tip gebruik bij twijfel het Groene Boekje SPELLINGGIDS COok bij spelling zijn de juiste strategie? n belangrijk Je hoort bv boom straat huis Je schrijft dus boom straat huis Je schrijft - de grootte groot te de breedte breed te omdat je ook bv de dikte dik te de diepte diep te schrijft - hij wordt want hij loopt Je schrijft interview parallellogram Je schrijft zoals je het in de standaarduitspraak hoort de fonetische regel Je herkent gelijkaardige of analoge gevallen de morfologische regel Je weet dat er woorden zijn waarvan de schrijfwijze niet vastgelegd is in regels maar die je correct moet leren gebruiken en onthouden Leenwoorden behouden vaak hun schrijfwijze van de oorspronkelijke taal de conventionele regel Je hoort bv tuis maar je schrijft thuis omdat het woord afkomstig is van te huis Je weet dat de spelling ook te maken heeft met de oorsprong van de woorden of de etymologie de etymologische regel Je schrijft ik word maar hij wordt Om werkwoorden correct te kunnen spellen moet je de samenhang met andere zinsdelen zien bv o - pv de syntactische regel Je schrijft pijl voor bv staaf met scherpe punt of peil voor bv niveau Voor de juiste schrijfwijze moet je ook rekening houden met de betekenis de semantische regel A De vervoeging van het werkwoord Als je over de spelling van werkwoorden spreekt heb je de termen in ?nitief stam en uitgang nodig De stam van een werkwoord bestaat uit de in ?nitief - en in ?nitief werken zitten lopen antwoorden wachten doen stam werk zit loop antwoord wacht doe uitgang en en en en en n De stam komt vaak overeen met de ik-vorm van de tt behalve bij werkwoorden als verhuizen stam verhuiz maar ik verhuis en fuiven stam fuiv maar ik fuif Je past bij de vervoeging van dergelijke werkwoorden de stam aan de spellingregels aan De uitgang is bijna altijd -en een zeldzame keer is de uitgang -n bv doen gaan staan zien slaan of vaker in werkwoorden van Engelse oorsprong bv time-n SPELLINGGIDS C ALGEMEEN SCHEMA Hoe vervoeg je een werkwoord tt pv gebiedende wijs vt vd niet-pv od stam

  • 37
  • 0
  • 0
Afficher les détails des licences
Licence et utilisation
Gratuit pour un usage personnel Aucune attribution requise
Partager